Hoe het begon …
Stel je voor: je bent docent scheikunde op een school voor voortgezet onderwijs. Je leerlingen werken in groepen aan complexe opdrachten, maar over de effectiviteit van dat groepswerk ben je niet altijd tevreden. En dan wordt je schoonzoon Mark Reijn scrummaster en hoor je zijn enthousiaste verhalen … Zo is het allemaal begonnen.
Hoe het verder ging …
Willy Wijnands, scheikundedocent van het Ashram College (voortgezet onderwijs in Alphen aan den Rijn, Nederland) werkt vanaf september 2011 met een educatieve versie van scrum: eduScrum. Hij verwerkt scrum in zijn lessen om leerlingen energieker en effectiever te laten leren. Ook stimuleren zij met eduScrum dat leerlingen hun kracht als teamspeler verder ontwikkelen.Groepswerk start in hun lessen nu met een inleiding over vertrouwen en een activiteit waarin leerlingen hun eigen kwaliteiten benoemen. Ze vormen daarna groepen van vier op basis van aanvullende kwaliteiten. Vervolgens werken de groepen het werk aan de contextrijke scheikunde module uit in een gedetailleerde sprint planning.
Docent: ‘Ik heb aangegeven hoeveel tijdspunten ervoor staat (een punt is 10 minuten) en hen gevraagd eerst individueel een planning te maken. Die hebben ze in de groep besproken en bewerkt tot een groepsplanning. Toen ik meldde dat ik ergens ook een centrale les wilde geven, riepen ze dat daar geen tijd voor was, daar had ik dan maar eerder mee moeten komen. Prachtig, zoveel eigenaarschap. Maar ze gaan er wel aan geloven, ze moeten ook leren om in hun planning met onverwachte incidenten om te gaan.’
Groep van vier leerlingen, bijna in koor: ‘Dit werk is fijner in een groep dan alleen. Je kunt elkaar vragen stellen en taken verdelen, dat scheelt tijd. De experimenten hebben we verdeeld, want dat is veel werk. Maar vandaag werken we de hele les met z’n vieren, want dit zijn belangrijke opdrachten, die iedereen goed moet snappen. Daarom doen we ze samen, daar hebben we bij onze planning goed over nagedacht.’
Elke groep begint de les met een korte scrum. Hierdoor weten ze wat hen te doen staat en wat ze aan elkaar hebben. Een volgende stap is hen te leren elkaar aan te spreken, als een groepje niet optimaal functioneert. Opmaat daarvoor is een korte maar effectieve evaluatie, die de groepen zelf uitvoeren. Het thema vertrouwen speelt daarin een hoofdrol.
Jongen: ‘Onze groep bestaat uit twee jongens en twee meisjes. Een groep is handig, als je mensen hebt die werken. Bij ons gaat het goed. Ieder neemt z’n verantwoordelijkheid.’
Meisje uit dezelfde groep: ‘In onze groep werkt iedereen, iedereen doet wat ie afspreekt. We werken niet altijd apart. We leggen elkaar dingen uit, als we iets niet snappen. En wat wij nu uitwerken op de computer, dat mogen de jongens ook hebben.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten