Op een regenachtige woensdagochtend kom ik aan in Alphen
aan de Rijn op het Ashram-college, waar ik een afspraak heb met de bedenker van
eduScrum, Willy Wijnands. Willy geeft scheikundeles op deze school en doet dit
met gebruik van zijn eduScrum-methode, een variant op Scrum uit de
Agile-filosofie.
EduScrum is door Willy helemaal op maat gesneden om met
gebruik van een de Scrum-werkwijze leerprocessen te verbeteren en leerlingen
regie te geven over hun eigen leren.
Bovendien -heb ik gelezen op kennisnet.nl- lenen methodes
zoals eduScrum zich uitmate goed voor het invlechten van een flink aan 21e
eeuwse vaardigheden in een les, ongeacht het vak. Veel van die vaardigheden zijn
vakoverstijgend en dus lastig te vatten in een apart vak. Ik ben daarom
bijzonder nieuwsgierig hoe eduScrum in de praktijk ertoe leidt dat kinderen
niet alleen beter en meer gepersonaliseerd lesstof vergaren, maar ondertussen
ook een aantal vaardigheden opdoen, die op zichzelf erg noodzakelijk zijn om
goed voorbereid aan je professionele bestaan te beginnen. Dat zijn twee vliegen
in een klap, dus kom maar op!
Willy pikt mij na een telefoontje van de receptie op en we
wandelen richting de lerarenkamer. We halen een kopje koffie, maar veel tijd is
er niet, want de les begint. Willy begint zijn les en introduceert mij vrij
vlot bij de 5Havo-groep bij wie ik te gast ben. Ik hou zelf mijn zegje kort,
want ik wil de klas graag in actie zien.
Willy heeft mij van tevoren even aangegeven dat de
leerlingen zelf mogen bepalen of ze tijd hebben om met mij te kletsen en we
spreken af dat als ik foto's maken wil, ik daar toestemming voor vraag. Zo
gezegd zo gedaan.
Het is tijd voor instructie en een aantal zaken uit de stof
worden klassikaal behandeld. Sommige leerlingen hebben hun huiswerk niet gedaan
en die moeten buiten het lokaal zelfstandig orde op zaken gaan stellen. De
overige leerlingen krijgen aan de hand van een aantal vragen uitleg van Willy
over de aanpak om reactievergelijking kloppend te maken.
Ondertussen hebben alle groepen hun posters opgehangen en
krijg ik zicht op zelf geformuleerde leerdoelen, criteria en
groepssamenstelling voorzien van een teamcaptain. Keurig gecategoriseerd staan
daaronder 3 kolommen met de titels 'to do', 'busy' en 'done'
Done is uiteraard niet zomaar done! Er is een 'definition
of done' voorzien van geeltjes met daarop vastgestelde waardes die richting
geven bij het beantwoorden van de vraag of een taak die bij 'done' hangt ook
daadwerkelijk naar behoren gedaan is.
Verder is er een definition of fun, want het leren moet
ieder groepslid op een prettige manier vergaan.
Naast de definition of fun tref ik de burndown-chart,
waarop de teams bijhouden in hoeverre hun eigen progressie overeenkomt met de
gemiddelde, evenredig verdeelde snelheid waarmee de lesstof moet worden
vergaard en de bijhorende taken moeten zijn volbracht.
De leerlingen kunnen me haarfijn uitleggen hoe het werkt,
waar ze zich in het proces bevinden, wat ze gedaan hebben en wat ze nog te doen
staat. Ook kunnen ze een weergave geven van de verschillen in aanpak tussen de
teams in hun klas. Iedere groep bepaalt zelf in welke volgorde taken worden
uitgevoerd. Als ik het goed heb begrepen, stemmen ze dit zelf af op de reguliere
instructiemomenten en klassikale lessen van Willy, maar ook bedenken de teams
zelf hoe zij ruimte inrichten voor momenten waarop zij hulp nodig hebben van de
leerkracht.
Ik ben nieuwsgierig naar de vraag hoe zij nou precies weten
hoe een taak zich tot de burndown-chart verhoudt. Waarom bouwen jullie af van
285 punten naar 0, terwijl andere groepen een andere uitgangswaarde hebben?
Een meisje geeft mij uitleg over de cijfers op de geeltjes.
'Kijk' zegt ze 'we beginnen gewoon ergens met het inschatten van een
willekeurige taak, eentje die we sowieso moeten doen. Bijvoorbeeld twee
pagina's lezen. Als wij denken dat dat 10 minuten tijd kost, dan geven wij daar
bijvoorbeeld 10 punten aan. Daarna kunnen we inschatten van elke andere taak
hoeveel tijd daarin gaat zitten en hoeveel punten daar dan bijhoren. Dat
inschatten moet je wel echt goed doen, dus daar moet je echt wel effe over
nadenken, anders klopt je grafiek niet en kun je in de knoei komen. Maar goed,
alle punten tel je bij elkaar op en je voorziet iedere afzonderlijke taak van
een geeltje met een score. Alle scores die vandaag bij 'done' worden geplakt
tellen we op en trekken we af van het resterende aantal punten. Zo bouwen we
langzaam af naar nul. En zo zien we ook of we snel genoeg werken.'
Helder! Niet alleen voor mij, maar duidelijk ook voor de
teams. Er is een hele fijne balans zichtbaar tussen gepland, georganiseerd
werken en een stapsgewijs, go with the flow proces. Er wordt ingezoomd op
taakniveau of verdieping van de stof, maar ook uitgezoomd naar procesniveau. De
kinderen kunnen zelf ook de verbanden leggen tussen het werkproces en het
leerproces en de daar bijhorende doelstellingen. De ontwikkelingen die de
kinderen op persoonlijk niveau maken op deze manier zijn indrukwekkend en het is
een genot om te zien hoe volwassen en professioneel ik door deze leerlingen te
woord wordt gestaan.
De gemoedsrust die de teams in deze klas uitstralen is
bijzonder hoog. Het valt mij op dat bij een vak als scheikunde -waarvan ik me
uit mijn eigen schooltijd herinner dat dat nog wel eens taaie lessen konden
zijn- de kinderen over het algemeen erg betrokken zijn bij de stof. Ik ontsnap
niet aan de gedachte dat dit in verband moet staan met het feit dat de teams
zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun eigen leren.
Laat ik de vraag maar eens stellen!
Imke bevestigt mijn vermoeden. 'Inderdaad!', zegt
ze, 'je kunt niet achterover leunen en bedenken dat je wel wegkomt met een
lesje iets minder opletten. Je bent met je groepje continu bezig. Dat was trouwens
in het begin wel onwennig. Maar vaak bij gewone lessen wordt er ook van alles
verteld en uitgelegd, wat je allang al weet of snapt en daar heb je hier geen
last van'.
'Maar lopen de kinderen, die het
minder goed begrijpen dan geen uitleg mis?', vraag ik
haar.
'Nou ja, zoals je ziet loopt onze
burndown-chart van nul tot 12 lessen, maar we hebben tussen de toetsweken meer
dan 12 keer scheikunde. Er zijn dus ook gewoon normale lessen, waarin er veel
aandacht is voor dingen die nog niet duidelijk zijn. En je kunt evengoed wel
gewoon om uitleg vragen, hoor!'
Imkes verhaal is duidelijk. Willy vult later nog aan, dat
het eduScrum-proces ook inzichtelijk maakt waar en wanneer een teams ergens
tegenaan hikt. 'Dat geeft mij vanuit de leerling zelf inzicht in de zaken
waar ik extra aandacht aan moet schenken. Ook kan ik me meer focussen op de
leerlingen die meer uitleg nodig hebben en kunnen ondertussen de anderen
zelfstandig verder', aldus Willy.
Ook zijn er kritische gedachtes. Sommige leerlingen geven
aan dat er vakken zijn die zich in hun optiek niet goed lenen voor eduScrum.
Wellicht komt dat ook door een diversiteit aan leerbehoeftes. Er zijn vele
wegen die naar Rome leiden, nietwaar?! Er worden voorbeelden gegeven van andere
vakken. Opvallend is alleen dat het antwoord op de vraag waarom die vakken niet
zo geschikt zouden zijn voor eduScrum telkens gaat over de docent en niet over
het vak. De leerlingen die ik spreek zijn in de voorbeelden die zij geven vooral
vaak erg gecharmeerd van de manier waarop een andere docent zijn stof
overdraagt, met prachtige verhalen en totaal andere lesmethodes.
Ook dit is natuurlijk erg leuk om te horen en geeft een
heel positief beeld van de school. Ik leer hier alleen niet uit waarom een
ander vak zich niet voor eduScrum leent. Willy ontkent dat ook. EduScrum kan
met ieder vak, volgens hem.
Wel kan ik me goed voorstellen dat je als leerling niet de
godganse dag bij elk vak aan het scrummen wilt zijn. Er is meer onder de zon en
diversiteit is goud waard! Dat doet echter niets af aan eduScrum en waarde die
het toevoegt aan het personaliseren en flexibel maken van leerprocessen.
Een andere kritiek die geuit wordt, gaat wel over eduScrum.
Enkele leerlingen geven aan dat er vaak wel 4 lessen worden besteed aan het
maken van de poster en het treffen van de voorbereidingen met je team, voordat
je eens een keer begonnen bent met de stof. Dat vinden zij te lang duren. 'In
die tijd had ik op de gewone manier ook al een boel kunnen leren en dan had ik
ook vaker bij de docent terecht gekund voor verdieping. Een boek waar ik
zelfstandig uit moet werken geeft mij die verdieping niet. Dan zou ik
persoonlijk liever 1 of 2x per jaar een poster maken en een voorbereiding
treffen voor een half jaarcurriculum, dan elke keer weer opnieuw zoveel tijd te
verliezen met het opstarten van je team.'
Ook worden de teams steeds hetzelfde,
want sommige kinderen wil je gewoon niet in je groepje, omdat die je ophouden.
En ja, je wordt uiteindelijk in de toetsweek wel afgerekend op je eigen
prestatie. De wat mindere leerlingen komen daardoor steeds bij elkaar in een
groepje. Ik weet niet of dat nou zo handig is.
Hier moet ik even over nadenken. Aan de ene kant zorgt dit
er ook voor dat Willy zijn aandacht kan richten op degenen die de extra
ondersteuning erg hard nodig hebben, aan de andere kant snap ik dat sommige
leerlingen de verdieping soms missen. 'Onzin', zegt Willy, 'leerlingen
die hun eigen gat redden, maar behoefte hebben aan extra diepgang hebben de ruimte
om naar mij toe te komen, net als ieder ander. Maar die verantwoordelijkheid
moet je dan wel nemen.'
Willy is van mening dat een leerling die dit argument
gebruikt, gewoonweg nog iets leren moet om verantwoordelijkheid te nemen voor
zijn eigen leerbehoeftes. Daar kan ik mij in vinden.
Maar dan die groepen en de afrekening op individueel
niveau. In de realiteit van het werkende leven kies je je eigen groepjes niet.
Dan heb je het te doen met de collega's die je krijgt, de teams waarin je terechtkomt,
je manager of de projectgroepen waaraan je wordt gekoppeld. Op
sociaal-psychologisch niveau valt er veel voor te zeggen om groepen daarom 'at
random' samen te stellen. Dan gaat de groepsdynamiek een nog belangrijker rol
spelen in het collectieve proces naar een product. Dat gaat alleen niet goed
werken, wanneer de organisatiecultuur individueel presteren blijft belonen. Dat
zou dus alleen goed kunnen worden gestuurd als de team-performance wordt
beoordeeld. Bij een scrum-gestuurd project in het bedrijfsleven wordt het team
afgerekend op een collectief eindproduct. Hier wordt na een collectief
leerproces ieder individu afzonderlijk beoordeeld op zijn individuele prestatie
in de toetsweek.
Ik begrijp daarom wel het argument van de leerlingen, die zeggen
dat ze liever geen zwakke broeders in hun team hebben.
Een nadeel van het zelf mogen samenstellen van je optimale
team is dat de kinderen een aantal essentiele samenwerkingsvaardigheden niet
leren, maar ook kunnen ontsnappen aan een aantal sociaal-psychologische,
interessante en goed verklaarbare dynamische processen.
Aan de andere kant, is eduScrum daar eigenlijk wel voor
bedoeld? Wanneer je beoogt om door middel van eduScrum
samenwerkingsvaardigheden zo goed mogelijk te ontwikkelen, dan valt er nog wel
winst te boeken. Maar misschien zegt de titel eduScrum het zelf al. Het draait
om het leren met scrum als middel. Als dat zo is, en de stof (scheikunde in dit
geval) blijft leidend, dan is het alleen maar mooi meegenomen dat je ook goed
leert samenwerken, zij het niet met iedereen.
Wanneer echter de lesstof even belangrijk is als het leren
samenwerken, dan moet eerst het beloningssysteem van het onderwijs veranderen.
Onze hele cultuur van onderwijs tot en met bedrijfsleven in doordrenkt van
individuele beloningen. Zolang dat zo is, zullen individuele belangen altijd
stiekeme saboteurs blijven in processen naar collectieve prestaties en optimale
team-performance.
Graag
ga ik hier later nog eens uitgebreid over in gesprek met Willy, maar voor nu
heb ik een heerlijke dag gehad en ontzettend veel geleerd over eduScrum! De
leerlingen hebben hun verhaal gedaan en hun enthousiasme werkt aanstekelijk.
Dit smaakt wel naar meer!
door Wouter Dijkstra, 10 maart 2017